Erytropoiëtine

 

 

 

Inleiding:

Erytropoiëtine (afk.: EPO), een hormoon dat de aanmaak van de rode bloedlichaampjes (erytrocyten) stimuleert. De rode bloedcellen zijn de zuurstoftransporteurs in het bloed. De aanmaak van erytropoiëtine stijgt als zich zuurstofgebrek voordoet.
 

Produktie:

Erytropoiëtine wordt in hoofdzaak geproduceerd in de nieren. Ongeveer 10% wordt aangemaakt in de lever. De EPO-eiwitten bevatten suikers, waardoor ieder mens een aantal hem kenmerkende EPO-eiwitten maakt.

EPO kan kunstmatig geproduceerd worden door toepassing van de recombinant-DNA-techniek. De met behulp van recombinant-DNA-techniek gemaakte EPO wordt geproduceerd door cellijnen van eicellen van hamsters en is dankzij de andere suikerstaarten te onderscheiden van menselijk EPO.


Gebruik in de geneeskunde:

Een gebrek aan het hormoon doet zich voor bij alle chronische nierziekten waarbij nierweefsel verloren is gegaan. Deze aandoeningen gaan dan ook gepaard met bloedarmoede. EPO wordt dan ook gebruikt bij de behandeling van bloedarmoede bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie.


Gebruik als doping:

Voor topsporters is het aantrekkelijk de hoeveelheid rode bloedcellen te vergroten, aangezien daardoor meer zuurstof de spieren kan bereiken. Daardoor wordt de tijd dat men een flinke inspanning kan verrichten, sterk worden vergroot. Door de toename van het aantal bloedcellen wordt het bloed stroperiger. Dit verhoogt de bloeddruk en belast het hart extra. Er ontstaan gemakkelijker beschadigingen aan en verstoppingen in de bloedvaten. De kans op hart- en herseninfarcten neemt toe. De grote toename van het aantal dodelijke hartinfarcten dat eind jaren tachtig in de wielerwereld te betreuren was, wordt dan ook toegeschreven aan ondeskundig gebruik van EPO.

Om het gebruik van EPO als doping te onderzoeken, neemt men bij de sporter wat bloed af en bepaalt daarin de hematocrietwaarde (het percentage rode bloedcellen in het bloed). Deze waarde ligt bij mensen die in het laagland leven gemiddeld op 46 (mannen), c.q. 41 (vrouwen). Bij mensen in Bolivia en Nepal die op een hoogte van tussen de 3500 en 4000 m leven, ligt de hematocrietwaarde hoger dan 50. Bij Bolivianen die op 6000 m leven, is een waarde van 60 gemeten. Doordat deze variatie zo groot is, moet men bij het beoordelen van een eventuele hematocrietwaarde rekening houden met o.a. de hoogte waarop iemand normaal leeft. De bepaling van het gehalte aan hemoglobine is nauwkeuriger en wordt dan ook sinds 1999 door Internationale Skifederatie (FIS) gehanteerd.
 

 

 
Terug naar hoofdmenu Hoofdmenu

 


 

Anti-Spam Knop. Schrijf het e-mail adres op, voordat u op de knop drukt