Koolhydraten

 

Inleiding:

Koolhydraat: Engels: carbohydrate; Duits: kohlenhydrat.

De naam koolhydraten stamt nog uit de tijd dat onderzoekers van mening waren, dat planten in staat waren om " hydraten van koolstof " te maken. Later ontdekte men dat gehydrateerd koolstof niet bestond en dat er geen moleculen water aanwezig zijn in koolhydraten.

Een koolhydraat is in principe een verbinding van koolstof, waterstof en zuurstof met de algemene formule (Cn(H2O)m.  Lang niet alle van de omvangrijke groep als koolhydraten geclassificeerde in de levende natuur voorkomende verbindingen beantwoorden evenwel aan deze verhoudingsformule. Zo worden ook desoxyribose (C5H10O4) en glucosamine (C6H13O5N) koolhydraten genoemd, melkzuur (C3H6O3) daarentegen niet.

Koolhydraten zijn leveranciers van de voor het leven benodigde energie en vormen als zodanig het belangrijkste voedingsbestanddeel van vele dieren en de mens. In planten worden zij door fotosynthese gevormd uit kooldioxide en water, in andere organismen ontstaan zij uit wat complexere koolstofverbindingen van ten minste twee of drie koolstofatomen. In de stofwisselingsprocessen van levende organismen nemen de afbraak en synthese van koolhydraten een centrale plaats in.


Indeling:

De koolhydraten kunnen worden onderscheiden in mono- en oligosachariden, die ook wel suikers worden genoemd, en polysachariden.


Monosachariden:

De monosachariden of enkelvoudige suikers, die niet door hydrolyse met verdunde zuren kunnen worden gesplitst in eenvoudiger verbindingen, zijn meerwaardige alcoholen, die tevens een aldehyd- of een ketonfunctie bezitten, resp. aangeduid als aldosen en ketosen. Op grond van het aantal koolstofatomen waaruit het molecule bestaat, worden de monosachariden tevens onderverdeeld in triosen (3), tetrosen (4), pentosen (5) en hexosen (6). De meeste monosachariden zijn hexosen; hiertoe behoren bekende suikers als glucose (een aldohexose ; glucose (v. Gr. glukus = zoet), ook druivensuiker of dextrose genoemd, een monosacharide met brutoformule C6H12O6 ) en fructose (een ketohexose ; fructose, ook levulose (v. Lat. laevus = links) of vruchtensuiker, een enkelvoudige suiker met de samenstelling C6H12O6 .

De groepsnaam voor een monosaccharide ontstaat door de uitgang –ose te plaatsen achter het telwoord dat het aantal koolstof atomen in het molecuul aangeeft. Dit algemene nomenclatuursysteem geeft de lengte van de koolstofketen en de aard van de carbonylgroep aan. Aangezien suikers reeds lang bekend zijn, heeft elke monosaccharide ook een eigen, triviale naam.

glyceraldehyde : aldotriose

Treose : aldotetrose.

Ribose : aldopentose.

Glucose : aldohexose.

Fructose : ketohexose.

Tot de meest voorkomende monosachariden behoren de triose glyceraldehyd, een belangrijk intermediair in de koolhydraatstofwisseling; de tetrosen erytrose en erytrulose, betrokken bij verschillende biochemische transformaties; de pentosen ribose en desoxyribose, die bestanddelen van de nucleïnezuren zijn; arabinose, een bestanddeel van Arabische gom, en ribulose, dat een belangrijke rol speelt in de fotosynthese. Van de hexosen zijn dit: glucose, fructose, galactose, mannose en de daarvan afgeleide verbindingen, zoals glucosamine, galactosamine, alsmede de overeenkomstige zuren, t.w. glucuronzuur en galacturonzuur.

Alle monosachariden hebben reducerende eigenschappen.

Alle monosachariden bezitten één of meer asymmetrische koolstofatomen, waardoor van een verbinding met een gegeven verhoudingsformule verschillende stereo-isomeren mogelijk zijn.

De monosachariden kunnen worden onderscheiden in een D- en een L-reeks, afhankelijk van de vraag of hun configuratie kan worden afgeleid van de triose D-glyceraldehyd dan wel van L-glyceraldehyd.

Veruit de meeste in de natuur voorkomende suikers behoren tot de D-reeks. De monosachariden komen in oplossing vrijwel niet voor in de vrije aldehyd- of vrije ketonstructuur, maar in een ringstructuur, waardoor het aantal isomeren nog met een factor 2 toeneemt.

 

Oligosachariden:

De oligosachariden of samengestelde suikers zijn opgebouwd uit twee, drie of vier al of niet gelijke monosacharide-eenheden. Door hydrolyse met verdunde zuren worden de oligosachariden in de samenstellende monosacharide-eenheden gesplitst. Qua fysico-chemische eigenschappen en smaak vertonen de oligosachariden nog een grote overeenkomst met de enkelvoudige suikers.

De meeste oligosachariden zijn uit hexose-eenheden opgebouwd. Veel voorkomend zijn de disachariden, opgebouwd uit twee hexoseresten, bijv. sacharose (rietsuiker), opgebouwd uit glucose en fructose; lactose (melksuiker), samengesteld uit glucose en galactose; cellobiose (een hydrolyseproduct van cellulose) en maltose (een hydrolyseproduct van zetmeel), beide bestaande uit twee glucose-eenheden.

De koppeling tussen de twee monosacharide-eenheden kan worden opgevat als een condensatie, waarbij de hemi-acetaal-OH-groep van het ene molecule onder uittreding van water heeft gereageerd met een OH-groep van het andere molecule. Zijn de hemi-acetaalgroepen (ontstaan uit de carbonylgroepen door de vorming van de ringstructuur) van beide monosachariden bij de binding betrokken, dan is het disacharide niet-reducerend (zoals bijv. sacharose). In de meeste disachariden is evenwel nog één vrije hemi-acetaal- en dus reducerende groep aanwezig.

 

Polysachariden:

De polysachariden zijn opgebouwd uit een doorgaans zeer groot aantal monosacharide-eenheden; de fysico-chemische eigenschappen (zoals de zeer geringe oplosbaarheid) wijken sterk af van die van de suikers.

Tot de polysachariden behoren een aantal verbindingen die als reservevoedsel in verschillende levende organismen worden opgeslagen, maar ook – bij lagere organismen – een belangrijk bestanddeel van de celwand zijn. Voorbeelden zijn glycogeen ( een reserve koolhydraat dat bij mens en dier vooral in lever en spieren voorkomt. Glycogeen is opgebouwd uit een zeer groot aantal glucose-eenheden, die onderling zijn verbonden tot lange , vertakte ketens ) , zetmeel, inuline en cellulose.

In speeksel en pancreassap (alvleeskliersap) komen enzymen voor, amylasen genoemd, die de in de voeding voorkomende polysachariden zetmeel en glycogeen bij de spijsvertering afbreken tot maltose-eenheden.

Verscheidene polysachariden bevatten als bouwsteen niet alleen eenvoudige suikers, maar ook aminosuikers (zoals glucosamine) en uronzuren (zoals glucuronzuur). Tot deze mucopolysachariden  ( verbindingen bestaande uit eiwit , een uronzuur en een koolhydraat; vormen voornamelijk een bestanddeel van bindweefsel, kraakbeen, vaatwand en cornea ) behoren hyaluronzuur, heparine e.a.

De in rode bloedcellen voorkomende bloedgroepstoffen A, B en O zijn combinaties van polypeptiden en polysachariden.


 

Hoofdmenu Hoofdmenu

 

Anti-Spam Knop. Schrijf het e-mail adres op, voordat u op de knop drukt