| 
       Coënzymen: 
      
      Coënzymen zijn 
      organische verbindingen ( reagentia) die een enzym nodig heeft om een 
      bepaalde reactie te kunnen uitvoeren.  
       
      Coënzym: een 
      voor de activiteit van een enzym onmisbare factor, die met het 
      eiwitgedeelte van een enzym geassocieerd is.  
       
      De coënzymen zijn 
      verbindingen met een relatief laag molecuulgewicht, die gemakkelijk 
      diffunderen door een membraan dat eiwitmoleculen tegenhoudt. Bovendien 
      zijn de coënzymen bestand tegen verhitting in waterige oplossing, terwijl 
      de eiwitcomponenten dan irreversibel denatureren.  
       
      Het coënzym is bepalend 
      voor het type reactie dat een enzym zal katalyseren, maar de 
      eiwitcomponent bepaalt welke verbinding deze reactie kan ondergaan
      ( specificiteit ). 
       
      Vitamines ( met name 
      de in water oplosbare ) zijn veelal voorstadia van coënzymen, sommige 
      vitamines zijn zelf coënzym. 
       
       
       
       
      
      Coënzym A:       
      Brutoformule: C21H36N7O16P3S 
       
      Coënzym A werd in 1945 door Fritz 
      Albert Lipmann ontdekt , die voor deze ontdekking in 1953 een Nobelprijs 
      kreeg. (
		autobiografie )      
       
      Coënzym A is opgebouwd uit een cysteamine-eenheid, 
      een pantotheenzuurfragment en adenosinedifosfaat.       
       
      Het chemisch 
      actieve gedeelte van dit coënzym is de thiolgroep, vandaar dat het vaak 
      wordt afgekort als CoA-SH.      
       
      Het lange CoA-gedeelte van CoA-SH dient om goede bindingsinteracties aan te gaan met 
      de enzymen die van dit coënzym gebruik maken.       
       
      Het thiolaatanion 
      is door zijn goede polariseerbaarheid een zeer goed nucleofiel en 
      bovendien een zeer goede vertrekkende groep.     Deze eigenschap 
      maakt coënzym A bijzonder geschikt om op te treden in omesteringsreacties. 
       
      Bekend is de 
      werking van acetylcoënzym A in de biosynthese van vetzuren. Acetylcoënzym 
      A treedt op als algemeen reagens voor acetyloverdracht op talrijke 
      plaatsen in de cel.      Coënzym A speelt een centrale rol in het 
      metabolisme van vetten, koolhydraten en eiwitten waarvan de afbraak 
      plaatsvindt via acetyl-CoA ( citroenzuurcyclus). CoA is ook betrokken bij 
      de biosynthese van vetzuren en bij acetyleringsreacties, zoals de vorming 
      van acetylcholine.
      De acetylering van 
      CoA-SH tot acetyl-S-CoA door de energieke verbinding acetylfosfaat wordt 
      gekatalyseerd door het enzym fosfotransacetylase. 
        
       
       
       
       
       
       
       
       
      Coënzym A       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
      Nicotinamide Adenine Dinucleotide ( NAD+ 
      ) 
       
     Bruto formule: C21H28N7O14P2 
      
     Dit 
      is een verbinding die bestaat uit nicotinezuuramide-, ribose-, pyrofosfaat- 
      en adeninemoleculen. 
      
     NAD+ is de 
      belangrijkste elektronenacceptor bij de oxidatie van brandstofmoleculen. 
      
     De gereduceerde 
      vorm van NAD+ is NADH.  
     Dit NADH wordt via de elektronentransportketen weer 
      geoxideerd, waarbij het energierijke ATP ( adenosine tri-fosfaat) 
      opgebouwd wordt. 
      
     Wanneer het coënzym is betrokken bij de opbouw 
      van stoffen tijdens de biosynthese, bevat het een extra fosfaatgroep op de 
      2’-plaats van ribose (NAD+ en NADPH). 
      
     Bij de biosynthese van de vetzuren bijvoorbeeld, 
      worden de vier elektronen die nodig zijn voor de reductie van een carbonylgroep tot een methyleengroep, geleverd door twee moleculen NADPH. 
      
 
       
      
      
      
      
      
      
      Nicotinamide Adenine Dinucleotide ( NAD+ 
      ) 
      
      
      
      
      
      
      
      
      
       
     	Flavine Adenine Dinucleotide ( FAD ); Flavine Adenine 
     Mononucleotide ( FMN) 
      
      
     Bruto formule FAD: C27H33N9O15P2
       
       
           Bruto formule FMN: C17H21N4O9P 
       
      FAD en FMN zijn 
      belangrijke coënzymen in enzymatische redoxreacties.  
       
      De coënzymen zijn 
      enzymatisch gemodificeerde versies van vitamine B2 ( Riboflavine) en 
      bevatten als chemisch actief deel het flavinefragment ( de 
      isoalloxazinering). 
       
      De flavine-ring 
      dankt zijn naam aan het Latijnse woord flavius dat geel betekent. 
      Verbindingen met het flavinefragment zijn als vaste stof en in neutrale 
      oplossing helder geel. 
       
      Het vitamine 
      riboflavine wordt enzymatisch in twee actieve coënzymvormen omgezet. 
       
      Fosforylering op de 
      5’-OH van de ribitylgroep geeft FMN. 
       
      Adenosinylering van 
      FMN geeft FAD. 
       
      FAD treedt onder 
      andere op als elektronenacceptor in oxidaties van alkanen naar alkenen 
      waarbij FAD gereduceerd wordt tot FADH2. 
      
        
      Flavine Adenine Dinucleotide en Flavine Adenine 
      Mononucleotide 
      
       
       
       
      Thiaminepyrofosfaat 
      
      
       
      Bruto formule:  C12H19ClN4O7P2S 
      
      Thiaminepyrofosfaat 
      is opgebouwd uit thiamine ( vitamine B1) en een 
      pyrofosfaatgroep.  
      De pyrofosfaatgroep fungeert als geladen groep voor 
      bindingsinteracties met de enzymen die van dit coënzym gebruik maken.  
      Het thiaminedeel bestaat uit een pyrimidine- en een thiazoliumring, verbonden 
      via een methyleengroep. 
       
      Het coënzym is 
      behulpzaam bij de enzymatische decarboxilering van α-ketozuren . 
       
      
            
      Thiaminepyrofosfaat 
       
       
       
       
       
       
       
      
      Pyridoxaalfosfaat  
      Bruto formule: C8H10NO6P 
       
      Het coënzym 
      pyridoxaalfosfaat wordt opgebouwd uit vitamine B6 (pyridoxine). 
       
       
      Pyridoxaalfosfaat is een coënzym voor een groot aantal verschillende 
      enzymen die betrokken zijn bij de chemische veranderingen op de α,ß en
      γ 
      plaats van de natuurlijke α-aminozuren.  
       
      Enzymen die met behulp van pyridoxaalfosfaat werken, vallen in een van de volgende vier klassen; 
       
      aminotransferasen 
      decarboxylasen 
      racemasen 
      lyasen. 
       
      De reactie tussen 
      aminozuren en de pyridoxaalfosfaat bevattende enzymen verloopt via de 
      positief geladen iminiumverbindingen. 
      Voorbeelden hiervan 
      zijn de transaminering van aminozuren en de decarboxylatie van aminozuren. 
      In alle gevallen is 
      de functie van het pyridoxaalfosfaat die van een energetisch gunstige 
      elektronenput waardoor de carbanionen gestabiliseerd worden die tijdens de 
      enzymatische reacties gevormd worden. 
       
 
       
       
       
      Pyridoxaalfosfaat  
       
       
       
       
       
      
      Coënzym B12
 
       
      Synoniemen voor dit coënzym 
      zijn: Cobamide coenzyme; Adenosylcobalamin; Deoxyadenosylcobalamin;Cobamamide; Vitamin B12 coenzyme; Calomide; 
      Cobalamin coenzyme 
       
      Brutoformule C72H105CoN18O17P 
       
      Coënzym B12, 
      een vorm van vitamine B12, is een kobaltbevattend coënzym met 
      een complexe structuur. Het bevat een gemodificeerd porfirineringssysteem. 
       
       
      Naast bindingen met de pyrroolgroepen in het porfirineringssysteem kan 
      kobalt nog twee andere liganden binden, loodrecht op het vlak van het 
      ringsysteem.  
       
      Afhankelijk van de cellulaire functie van coënzym B12 
      kunnen verschillende groepen verbonden worden. 
       
      In enzymatische 
      reacties is coënzym B12 vooral actief als katalysator bij 
      omleggingen van 2-methylmalonzure ester naar barnsteenzure ester. 
  
        
       
       
       
       
       
       
       
       
       
      Coënzym B12 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
      Tetrahydrofolaat 
       
      Bruto formule: C19H23N7O6 
       
      Het coënzym 
      tetrahydrofolaat is afkomstig van het vitamine foliumzuur.  
      Het is als 
      coënzym betrokken bij de vorming van C-C bindingen waarbij een fragment 
      van één koolstof atoom  wordt overgedragen. 
       
      Het één-koolstoffragment dat 
      door tetrahydrofoliumzuur ( FH4) wordt overgedragen is gebonden 
      aan N-5, N-10 of aan beide. 
       
      De koolstofeenheid kan voorkomen in drie 
      oxidatietoestanden: de meest gereduceerde vorm ( de methylgroep, -CH3), 
      een tussenvorm ( de methyleengroep,-CH2-) en de meest 
      geoxideerde vorm ( de formylgroep,-CHO).  
       
      De hoogst geoxideerde vorm van 
      koolstof, CO2, wordt door biotine overgedragen en niet door FH4. 
       
       
      Door enzymatische redoxreacties zijn de verschillende oxidatievormen van 
      het één-koolstoffragment in elkaar om te zetten.       
        
       
       
      Tetrahydrofolaat 
       
       
       
       
       
      
      Biotine 
       
Bruto formule: C10H16N2O3S
       
      Biotine ( een 
      enkele maal aangeduid als vitamine H) wordt in de biosynthese toegepast 
      als coënzym op plaatsen waar CO2 wordt overgedragen.  
       
      Een 
      voorbeeld van waar dit gebeurt, vinden we in de biosynthese van vetzuren 
      waar acetyl-CoA wordt omgezet in malonyl-CoA. Dit proces wordt 
      gekatalyseerd door het enzym acetyl-CoA-carboxilase dat gebruik maakt van 
      biotine als coënzym. Het biotine is hierbij covalent gebonden aan de ε-aminogroep 
      van een lysineresidu van het enzym.  
       
      Bij de carboxylering van acetyl-CoA 
      wordt eerst een carboxy-biotine intermediair gevormd. De geactiveerde CO2-groep 
      wordt daarna overgedragen naar acetyl-CoA, waarbij malonyl-CoA wordt 
      gevormd.
       
       
      Biotine wordt in voldoende mate aangemaakt door bacteriën in de 
      dikke darm. 
       
       
        
       
       
      Biotine 
       
       
       
       
       
       
      
      ATP 
       
Bruto formule: C10H16N5O13P3
       
       
Synoniem:ATP; adenosine 5'-triphosphate; dATP; 
      5'-adenylate triphosphate; 5'-rATP; rATP; 5'-dATP; 5'-deoxyadenylate 
      triphosphate; deoxyadenosine 5'-triphosphate; deoxyadenosine triphosphate; 
      Adenosine 5'-triphosphate disodium salt (ATP). 
       
      Adenosinetrifosfaat ( ATP ) is een 
      nucleotide ( stof opgebouwd uit een stikstofrijk molecuul (( purine - of 
      pyrimidine-base )) , een suikermolecuul  en fosforzuur ) dat als co-factor 
      bij vele enzymatische reacties in het lichaam wordt gebruikt.  
       
      ATP wordt 
      uit adenosinedifosfaat ( ADP )  gevormd bij de oxidatie van suikers, 
      eiwitten en vetten en wordt verbruikt bij energiebehoevende processen in 
      de cel. 
       
      ATP wordt vaak het " universele 
      betaalmiddel" genoemd voor de cellulaire energie. Het is voor de cellen 
      een geriefelijke manier om energie op slaan die de cellen nodig hebben om 
      proteïnen te synthetiseren, of voor het kopiëren van DNA, en de opbouw van 
      nieuwe organellen.  
       
      ATP is ook nodig voor bijvoorbeeld de spiercontractie, 
      het pompen van water door membranen en de verplaatsing van cellen. 
       
      Naast de energievoorziening helpen 
      mitochondriën ook bij de regulatie van concentraties  calcium en andere 
      elektrisch geladen deeltjes in het cytoplasma. Ook recyclen zij- en breken 
      zij de energie in vetzuren en aminozuren af . 
       
      Hoewel de mitochondriën al vanaf het 
      jaar 1880 onderzocht worden, duurde het vele jaren voordat wetenschappers 
      het functioneren van dit organel begrepen.  
       
      Het proces waarbij de 
      mitochondriën zuurstof gebruiken om de chemische energie , die is 
      opgeslagen in voedsel, vrij te maken , wordt cellulaire ademhaling 
      genoemd. ( cellular respiration ).  
       
      In de vroege jaren 1900 werd ontdekt 
      dat de biochemische reacties van dit type ademhaling in twee hoofdgroepen 
      vallen : het koolstof traject , waarin suiker wordt afgebroken tot 
      kooldioxide en waterstof ; en het waterstof traject waarbij waterstof in 
      stappen wordt omgezet in zuurstof , waarbij water wordt gevormd en energie vrijkomt. 
       
      In het waterstof traject passeren de 
      elektronen van waterstof de " elektronen transportketen " . Deze 
      elektronen transportketen bestaat uit 5 enzymcomplexen. Tijdens het 
      transport van deze elektronen door de elektronen transportketen, geven de 
      elektronen een deel van hun energie af. Deze energie wordt dan opgeslagen 
      in moleculen ATP. Aan het einde van de keten zijn voor elke molecuul 
      suiker, 38 moleculen ATP gevormd. 
       
      Soms wordt een totaal van 36 ATP aangehouden, 
      omdat bekend is dat in eukaryote cellen het gereduceerde NAD, dat gevormd 
      is door de glycolyse in het cytoplasma, actief getransporteerd moet worden 
      over de mitochondriële membraan om beschikbaar te komen voor de 
      elektronentransportketen. Het actieve transport over het membraan kost 1 
      ATP voor elk NADH dat getransporteerd wordt. Wanneer men zo wil redeneren 
      , moet men ook het actieve transport van andere moleculen in ogenschouw 
      nemen. ( pyruvaat ? , fosfaat ? , Mg+ etc ).  Het juiste netto 
      resultaat van ATP is onbekend , maar moet worden beschouwd als minder dan 
      36. 
       
      
        
       
       
       
      ATP 
       
       
       
       
       
       
      GTP 
       
      Bruto formule:
      C10H16N5O14P3 
       
      Guanosine trifosfaat: synoniemen: Guanosine 5'-triphosphate, 
      disodium salt; GTP dihydrate; 5'-guanylate triphosphate; 5'-rGTP; GTP; 
      guanosine triphosphate; rGTP; guanosine-5-triphosphate disodium salt.      
       
        
       
       
       
       
      GTP 
       
       
       
       
       
       
   |